Zelfstandigen zijn straks standaard verzekerd voor langdurig inkomensverlies na ziekte of een ongeval. Mensen bepalen bij de start zelf hun eigenrisicoperiode: 1 jaar (standaardoptie), een half jaar of 2 jaar. Zo houden zij grip op de premiehoogte. De uitvoering komt in publieke handen. Ook is het mogelijk om een gelijkwaardige of aanvullende verzekering te kiezen via de private markt.

De Stichting van de Arbeid heeft het voorstel ‘Keuze voor Zekerheid’ op verzoek van het kabinet gereed. In afgelopen zes maanden zijn er intensieve gesprekken gevoerd met zelfstandigen, verzekeraars, overheid en politiek. Het voorstel - een uitwerking van de afspraken uit het Pensioenakkoord - is vandaag overhandigd aan minister Koolmees van SZW.

Het aandeel zelfstandigen met een verzekering daalde van 24% in 2013 naar 19% in 2018. Met name mensen met lagere inkomens verzekeren zich minder vaak. Als een zelfstandige zonder verzekering langdurig niet meer kan werken na ziekte of een ongeval, dan teert hij of zij in op het spaargeld en valt uiteindelijk terug op bijstand, € 1050 per maand. Bij volledige arbeidsongeschiktheid mist een zelfstandige (32 jaar) met een gemiddeld inkomen meer dan € 500.000 inkomen tot aan de AOW-leeftijd.

De verzekering geldt voor zelfstandigen die geen personeel in dienst hebben. Zij nemen automatisch deel aan de verzekering. Dat voorkomt uitsluiting op basis van leeftijd, beroep of medische risico’s. In het Pensioenakkoord is voor de agrarische sector een uitzonderingspositie afgesproken. Deze is uitvoerbaar.

 

Betaalbare premie, voldoende inkomenszekerheid

Belangrijkste vraag voor de Stichting was hoe de verzekering betaalbaar blijft en tegelijk voldoende inkomenszekerheid biedt. De verzekering wordt namelijk volledig bekostigd uit de premies van de deelnemers. De oplossing zit in het stellen van heldere kaders en het bieden van keuzes.

Met de publieke verzekering wordt het inkomen tot maximaal € 30.000 bruto per jaar gedekt. Een zelfstandige ontvangt na arbeidsongeschiktheid 70% hiervan. Dat is maandelijks € 1650 bruto (gelijk aan WML). De premie is inkomensafhankelijk. Een zelfstandige kan bij de start kiezen voor een eigen risico van 1 jaar (standaardoptie), een half (hogere premie) of 2 jaar (lagere premie).

Voorlopige indicaties van premies voor de publieke standaardverzekering op basis van ramingen:

De premie hangt af van de keuze voor een korter of langer eigen risico. Vanaf een inkomen van € 20.000 bruto per jaar valt de premie tussen indicatief € 120 tot max. € 220 euro bruto per maand. Deze premie is fiscaal aftrekbaar. De netto premie komt naar verwachting in een bandbreedte tussen € 85 en € 150 per maand bij een inkomen vanaf 20.000 bruto tot maximale dekking van € 30.000.
Door de keuzevrijheid in eigen risico, bovengrens in de uitkering en bijpassende premie, is er een goede balans gevonden tussen betaalbaarheid en inkomenszekerheid, aldus de Stichting.

 

Uitvoering in publieke handen. Stevige inzet op re-integratie

De Stichting stelt voor om de uitvoering van de verzekering onder te brengen bij het UWV. De premie-inning zal door de Belastingdienst gebeuren. Zo kunnen de kosten zo laag mogelijk blijven. Voor de uitvoering is een wetswijziging nodig. De Stichting verwacht op basis hiervan dat het nog enkele jaren duurt voor de standaardverzekering start.

De Stichting wijst er verder op dat de toegankelijkheid van aanvullende verzekeringen verder verbeterd moeten worden en draagt hiervoor oplossingsrichtingen aan, zoals een Onderling Waarborgfonds. Ten slotte, pleit de Stichting in het voorstel voor stevige inzet op re-integratie zodat een zelfstandige na onvoorziene ziekte of een ongeval zo snel mogelijk weer aan de slag kan.

 

 

 

Dit is een persbericht van de Stichting van de Arbeid. 

X